Kind (2) wil de korstjes van zijn brood niet opeten. Als dat van mij wel moet, zegt hij:
"Nee, Peta! Peta stout!"
Is dit wel normaal?
Als ik een euro zou krijgen voor elke keer dat mij deze vraag gesteld werd, dan was ik inmiddels miljonair... Om me heen merk ik dat veel ouders zich zorgen maken of het gedrag van hun kind wel normaal is. 'Is het normaal dat mijn dochter van 2 nog niet doorslaapt 's nachts?' 'Is het normaal dat mijn zoon van 4 nog niet zindelijk is?' 'Is het normaal dat mijn baby alleen van mama zijn flesje wil?' 'Is het normaal dat mijn dreumes ineens zo opstandig is?' 'Is het normaal dat mijn peuter zijn groente ineens niet meer opeet?' 'Is het normaal dat mijn dochter van 3 's avonds niet naar bed wil?' 'Of dat ik met mijn zoontje van 2 elke ochtend strijd heb om wat hij aantrekt?'
Om maar even gelijk antwoord te geven: 'Ja! Dit is heel normaal.'
Maar, waarom maken wij ons toch zo veel zorgen of het gedrag van ons kind wel normaal genoeg is?
In deze post een pleidooi voor praten, samen en taboe's doorbreken. Opvoeden doe je samen!
Wat is normaal?
Onze definitie van normaal hangt af van wat we in onze omgeving zien. We kijken naar anderen, vergelijken en beoordelen zo of wat we bij onszelf zien wel normaal is. Hierbij gaan we ervan uit dat wij in staat zijn om van alles wat wij in onze omgeving zien een soort algemeen gemiddelde af te leiden waaraan we onszelf kunnen toetsen. De vraag is of we dat wel kunnen.
Het begint er al mee dat wij vrijwel altijd 'gekleurd' waarnemen. We kunnen eigenlijk niet volledig zonder oordeel waarnemen. Als we iets zien of horen, komen er bewust of onbewust allerlei gedachten bij ons op. Ook kan het zijn dat we er gelijk iets bij voelen. Deze gedachten en gevoelens worden bepaald door al onze eerdere ervaringen.
Daarnaast speelt ons geheugen ook een grote rol in het bepalen of iets normaal is. Wij nemen namelijk niet alleen gekleurd waar, maar we onthouden ook 'gekleurd'. Als we eenmaal een beeld hebben van wat normaal is, zijn we geneigd om enkel de dingen te onthouden die dat beeld bevestigen. Stel, mijn oma is gewend dat kinderen op 2 jarige leeftijd al zindelijk zijn overdag. Al haar eigen kinderen waren namelijk rond het 2e jaar zindelijk en dit zag ze toen ook in haar omgeving. Dat vind zij normaal. Als zij nu, 60 jaar later, een kind tegen komt dat pas met 3 jaar zindelijk is, zal zij dit als 'niet normaal' bestempelen. Ook zal ze vooral de kinderen onthouden die wel met 2 jaar zindelijk zijn, dit bevestigd haar beeld immers. Mijn oma zal gekleurd oordelen en gekleurd onthouden. Zo kan het zijn dat in werkelijkheid de meeste kinderen pas na hun 3e jaar zindelijk worden, maar mijn oma toch het beeld heeft dat dit met 2 jaar al zo is. Wat maakt dat zij de grootste groep kinderen als 'afwijkend' beschouwd.
Daar komt dan nog bij dat het maar de vraag is of mijn oma 60 jaar geleden wel zo'n realistisch beeld had. Was haar beeld van wat normaal is niet al bepaald bij haar eerste kind dat met 2 jaar zindelijk was? Hoe groot was haar omgeving waaraan ze kon toetsen? Waarschijnlijk een stuk kleiner dan onze wereld nu.
Het opvallende is wel dat mijn oma een stuk zekerder was over haar opvoedkwaliteiten dan de meeste ouders nu. Juist doordat onze wereld groter is geworden zouden wij beter in staat moeten zijn om te beoordelen wat normaal is en wat niet, wat ons minder onzeker zou moeten maken. Toch lijkt het tegenovergestelde het geval: we zijn alleen maar meer onzeker geworden.
Waarom praten wij niet over opvoeden?
Waar mijn oma met een veel kleinere wereld gewoon eigenwijs haar mening vormde over wat normaal was, zien wij door alle informatie die we kunnen verzamelen door de bomen het bos niet meer. Als we op internet zoeken naar 'kind 2 jaar zindelijk' vinden we enorm veel informatie. Zo veel, dat het ons niets meer zegt. Het zou zomaar eens kunnen dat onze wereld alleen maar kleiner is geworden door internet. Het zorgt ervoor dat we niet meer praten met anderen, maar er enkel achter ons computerscherm achter proberen te komen hoe het bij de buren zit...
En zo betrouwbaar is het dat internet niet. De buren zullen het enthousiast op Facebook zetten als hun dochter van 1,5 voor het eerst op het potje heeft geplast. Maar, als ze dit pas doet als ze 3 is, houden ze het liever voor zichzelf. Dit schetst een vertekend beeld van de werkelijkheid.
Hieruit blijkt ook dat eerder blijkbaar beter is. Hoe eerder je kind loopt, praat en poept op de wc, hoe trotser je als ouder mag zijn. En als dit bij jou later gebeurt dan bij je gemiddelde Facebook-vriend, dan houd je liever je mond. Straks wordt jouw kind als 'traag', 'dom' of 'niet normaal' bestempeld.
Logisch ook dat je op de verjaardag van je vriendin je mond maar houdt als het gaat om wanneer elk kind zijn eerste woordje al zei. Logisch dat ouders heel voorzichtig naar mij toekomen om te vragen of het wel normaal is dat hun 2-jarige dochter elke keer zo'n scene schopt in de supermarkt. Andere kinderen zien ze dat niet doen. Nee, die blijven namelijk thuis... Wij verstoppen onze kinderen liever als ze zich niet 'normaal' gedragen. Als ik ouders dan vertel dat het wél volkomen normaal is dat je kind van 2 een driftbui krijgt als ze geen lolly's in het winkelwagentje mag doen, dan zie ik ouders enigszins verbaasd, maar ook opgelucht ademhalen. En als we dan ook nog kunnen praten over hoe je hier het beste mee om kan gaan of zelfs voor zijn, wat gaan ouders dan opgelucht weg!
Het mooie is dat praten over je twijfels en onzekerheden vrijwel altijd zorgt voor opluchting en uiteindelijk stukken meer zelfvertrouwen. Vaak blijkt dat je beeld van wat 'normaal' is helemaal niet klopt. Elke ouder heeft wel eens te maken met opstandige buien van zijn dreumes, slecht slapende baby's en peuters die geen groente willen. Praat met elkaar, juist in deze tijd van informatie-overschot!
Opvoeden doe je samen!
Niet alleen om je eigen onzekerheid weg te nemen, is praten over opvoeden goed. Ook is het nodig omdat we niet in ons eentje, of met z'n tweeën, verantwoordelijk zijn voor de opvoeding van ons kind. Het lijkt er misschien op dat we vroeger veel meer samen aan het opvoeden waren en dat we nu als individuen alleen maar achter onze eigen voordeur bezig zijn met opvoeden. Het tegendeel is echter waar. In de tijd waarin mijn oma mijn moeder grootbracht, was mijn oma haar voornaamste opvoeder. Haar moeder, de oma van mijn moeder, woonde in huis en zal ongetwijfeld ook een aandeel hebben gehad. Mijn opa werkte en was nauwelijks verantwoordelijk voor de opvoeding. Eén echte opvoeder dus en twee mensen die zich er af en toe een beetje mee bemoeien. Dat is nu zeker wel anders. Uit ervaring kan ik zeggen dat het gemiddelde kind wel 5 verschillende opvoeders heeft die het kind ook allemaal evenveel zien en dus opvoeden. Ouders zijn meer samen gaan opvoeden. Een goed teken wat mij betreft. Hoewel mama nog steeds het meest thuis is met de kinderen, werkt ze er nu ook gemiddeld 2 dagen naast. Dat betekent dat een kind 2 dagen in de week door iemand anders wordt opgevoed. Meestal is deze andere vorm de dagopvang. Op een gemiddeld kinderdagverblijf heeft een kind dat twee dagen komt te maken met drie verschillende pedagogisch medewerkers. Zo zitten we al op 5 verschillende opvoeders. Daarnaast kan er in een gezin ook nog sprake zijn van een vaste oppas voor de avond of het weekend, een vaste opa/oma-dag of een au pair. Het gemiddelde van 5 verschillende opvoeders loopt in sommige gevallen uit tot wel 7 of 8 verschillende opvoeders.
Als al die verschillende opvoeders een andere manier van omgaan met het kind hanteren zorgt dit voor een uiterst onduidelijke situatie.
Dus daarom, praat met elkaar over opvoeden! Vraag de pedagogisch medewerkers op het dagverblijf naar het beleid rondom opvoeden. Vraag ze ook naar hun eigen kijk hierop, hun eigen opvoeding wellicht. Zorg dat je als dagverblijf met elkaar ook blijft praten over beleid en opvoeding. Wees je ervan bewust dat elke medewerker andere normen en waarden heeft die hij bewust én onbewust meeneemt in zijn werk. Praat met opa en oma over opvoeden. Zeker als er een vaste oppas-dag in de week is. Natuurlijk mogen opa en oma iets meer verwennen, maar er moet ook duidelijkheid zijn als zij secundaire opvoeders zijn. Leg de oppas niet alleen uit waar de luiers liggen en hoe laat je kind gaat slapen, maar vraag haar ook naar haar manier van opvoeden. Kan zij zich vinden in jouw/jullie normen en waarden?
Wees je ervan bewust dat al deze mensen jouw kind maken tot wie hij wordt. Elke opvoeder heeft een enorme invloed op hoe je kind zich gedraagt en hoe hij over dingen denkt. Probeer zoveel mogelijk één lijn aan te houden en vraag aan je mede-opvoeders of zij zich kunnen vinden in jouw manier van opvoeden. Praten over opvoeden zorgt ook voor reflectie op je eigen handelen. Gebruik dit ook! Hebben jouw manieren het gewenste effect of juist niet? Hoe denken je mede-opvoeders hierover? Misschien hebben ze ideeën in hoe het anders kan.
Juist in deze, zogezegd, individuele maatschappij met een groot informatie-overschot, lijkt praten over opvoeden een absolute must! Opvoeden doen we meer dan ooit samen. Samen met de oppas, samen met de pedagogisch medewerker, samen met oma, samen met de buren wellicht. Praat, reflecteer en doorbreek het taboe. Kom je er niet uit? Praat dan eens met een opvoedondersteuner of pedagoog. Zij zijn er om jou te helpen en je onzekerheid weg te nemen.
Wil je een afspraak met mij maken? Kom dan op dinsdagochtend naar het Griftpark of kijk op www.parentingcompany.nl!
De zon schijnt buiten en het is een heerlijke lente-dag. Kind (3): "Jaaaa, nu mogen we weer met water spelen buiten!"
Juf: "Nou, daarvoor is het nog te koud. Anders word je ziek en dan worden jouw papa en mama boos op mij."
Kind, heel zacht: "...Ik zal het niet tegen papa en mama zeggen hoor..."