dinsdag 3 mei 2016

"Mama, ik ben bang..."

Ik zit met mijn oppaskindje (6) op de schommel. We gaan best hoog. Ze vindt het een beetje spannend en zegt: "Petra, voel jij het ook kriebelen in je buik?"


Angst bij jonge kinderen. Is dat aangeleerd of aangeboren? Zijn wij van nature bang voor bepaalde dingen of leren wij bang te zijn door wat onze omgeving ons vertelt? Bij sommige dieren zie je dat er een bepaalde angst is 'ingeprogrammeerd'. Bepaalde gevaren in de natuur, bijvoorbeeld dieren met een bepaalde kleur, herkennen ze instinctief. Daar blijven ze vanaf en die eten ze niet op. Toch zijn er ook veel gevaren die ze moeten leren van hun opvoeders. Hoe zit dat bij mensen?


In "Mama, ik ben bang..." neem ik je mee in de angstontwikkeling van jonge kinderen. Je zult er eens te meer achter komen dat wij onze jonge kinderen veel meer beïnvloeden dan we misschien denken.


Angst, aangeboren?
Er zijn maar twee soorten angst aangeboren. Namelijk de angst om te vallen en angst voor harde geluiden. Dit zijn angsten die ons leven kunnen bedreigen. Het zijn zogenaamde 'functionele angsten'.
Angst voor harde geluiden kennen we allemaal. We kunnen er niets aan doen dat we schrikken. We kijken om eens heen, willen weten waar het geluid vandaan kwam en de mate van dreiging bepalen. Is er geen dreiging? Dan zakt het adrenaline-niveau weer, wat ervoor zorgt dat als er wel dreiging is we kunnen vluchten of vechten.
De angst om te vallen is ook een functionele angst. Vallen kan namelijk ook levensbedreigend zijn. Ook als we vallen, maken we adrenaline aan om al onze spieren aan te spannen en onze val te breken.
Bij veel jonge baby’s kunnen we deze angst waarnemen als ze in slaap vallen. Veel baby’s schrikken daarvan wakker. Ze hebben letterlijk het gevoel te vallen. (Misschien herken je dat wel, sommige volwassenen hebben dit ook.) Soms wordt geadviseerd deze schrikreactie te gebruiken als baby’s moeilijk wakker te maken zijn voor bijvoorbeeld een voeding. Je pakt ze op en laat ze heel kort naar beneden ‘vallen’ in je armen. Van de schrikreactie wordt je baby wakker. Dit kan overigens helemaal geen kwaad.


Hele jonge baby's hebben nog geen angst voor hoogte, omdat ze nog geen diepte kunnen zien en dus ook geen hoogte kunnen bepalen. Dit komt voornamelijk omdat hun zicht daarvoor nog niet voldoende ontwikkelt is. Baby’s zien de eerste maanden van hun leven nog onscherp en de eerste weken vaak nog dubbel. Om diepte te kunnen zien is goede samenwerking van beide ogen nodig.
schijnafgrond.jpgVanaf 6 maanden zie je dat baby’s deze angst wel ontwikkelen. Dit is onder andere aangetoond in een onderzoek waarbij baby’s over een tafel kruipen met een geblokt patroon. Halverwege houdt de tafel op en gaat deze over in een glasplaat met daaronder een zelfde geblokte patroon. Baby’s vanaf 6 maanden stoppen met kruipen als ze bij de glasplaat zijn. Ze zien de diepte en willen niet verder. Ook niet als hun vader of moeder aan de andere kant staat. De angst om te vallen uit zich vanaf dit moment dus ook door bepaalde hoogtes te mijden.


Als kinderen 6 maanden zijn, kunnen ze nog meer angsten ontwikkelen. Zoals de angst voor water of om alleen gelaten te worden. Deze angsten gaan vaak vanzelf weer over als ze adequaat mee wordt omgegaan.


Angst, aangeleerd?
Los van de angst om te vallen en de angst voor harde geluiden, zijn alle andere angsten aangeleerd. Dat wil zeggen dat de angsten niet uit het kind zelf komen, maar dat de omgeving de angsten ‘in het kind stopt’. Soms gebeurt dit bewust, maar vaak ook onbewust.
Dat veel angsten aangeleerd zijn, blijkt wel uit het feit dat de angst voor spinnen en honden bij kinderen in Nederland gemiddeld vaker voorkomt dat bij kinderen in andere landen. Dit geeft aan dat de omgevingsinvloed bij deze angst heel erg groot is.


Baby’s en jonge kinderen kunnen bang worden voor mensen, dieren, voorwerpen of situaties omdat een van hun primaire opvoeders daar bang voor is en deze angst toont aan het kind. Angst kan ontstaan door iets wat het kind leest of ziet (bijvoorbeeld op televisie). Verder kan een kind bang worden ‘gemaakt’ voor bepaalde situaties omdat deze door de primaire opvoeder herhaaldelijk als ‘eng’ worden bestempeld en benoemd.


Ben jij bang voor spinnen? Dikke kans dat je kind dat ook wordt! Je kindje leert immers van jou! Van wie anders? Doordat jij je angstig gedraagt als je een spin ziet, leer je je kindje onbewust ‘dit is iets waar je bang voor moet zijn’. Zo wordt je kindje ook bang voor spinnen. Overigens toont recent onderzoek aan dat de invloed van vaders hierbij groter is dan de invloed van moeders. Kinderen kijken meer naar de vader om de dreiging van een bepaalde situatie in te schatten, dan naar de moeder. Wellicht komt dit omdat vaders over het algemeen wat ruiger spelen met hun kind en hun kind meer loslaten. Moeders zijn voorzichtiger. Mogelijk geeft dit de boodschap van de vader meer kracht als hij uit dat een situatie niet veilig is.


Wees je ook bewust van hoeveel je invult voor je kind en zo onbedoeld mogelijk een angst aanpraat. Door dingen te benoemen als ‘eng’ of ‘spannend’ kan je kind ze ook zo gaan ervaren, terwijl dat misschien in eerste instantie niet zo was.
Als je kind een hond aait en de hond reageert hierop, waarop je kind zijn handje terug trekt, zeg dan niet: ‘Vind je dat een beetje eng?’ Maar, zeg: ‘He, wat doet het hondje nou? Het hondje vindt het fijn! Zullen we nog een keer aaien?’
Als je kind de juf geen handje wil geven op het kinderdagverblijf, benoem dit dan niet te snel als verlegen of spannend, maar geef zelf het goede voorbeeld, geef de juf een hand. Als je kind het alleen dan alsnog niet wil, stel dan voor om het samen te doen.
Denk niet te snel als je kindje gaat huilen als je het licht uit doet dat hij bang is in het donker. En vermijd een dergelijke situatie ook niet. Laat eventueel een nachtlampje aan en maak van naar bed gaan een leuk en vrolijk ritueel. Geef je kind zo de boodschap mee: voor donker hoef je niet bang te zijn.


Bovenstaande betekent overigens niet dat je kindje geen angst mag hebben.
Soms is aangeleerde angst ook functionele angst. Deze angst is nuttig en helpt je kindje bepalen binnen welke grenzen hij de wereld kan ontdekken, wat veilig is en wat niet veilig is. Wel is angst hierbij een wat groot woord misschien. Het is belangrijk dat je je kindje leert voorzichtig te zijn in het verkeer, met scherpe voorwerpen of dat hij moet oppassen als hij een gevaarlijk dier ziet, maar dit zou niet moeten leiden tot een grote angst voor auto’s,  scherpe messen of dieren.


Verder is het wel degelijk van belang om de angsten die je kind daadwerkelijk heeft serieus te nemen.
Als je echt merkt dat je kindje bang is, is het belangrijk dat je hier niet zo maar aan voorbij gaat. Er zijn dan verschillende manieren die je kunnen helpen hiermee om te gaan. Hoe je het aanpakt hangt erg af van jou, je kindje en de situatie. Meestal kun je pas echt spreken van angst als kinderen wat ouder zijn. Zou je hier meer van willen weten of hulp bij willen? Kijk dan eens op www.parentingcompany.nl.
Belangrijk is vooral dat je jezelf altijd kritisch blijft afvragen: merk ik echte angst bij mijn kindje (en zo ja, hoe weet ik dat en waar komt die vandaan?) of vul ik dat in?


Feit blijft dat je zelf altijd de beste leerschool bent voor je kindje. Wees zelf het goede voorbeeld! Angst is aangeleerd gedrag, maar durf en zelfvertrouwen ook!

------------------------------

Hoe zit het met verlatingsangst?
Verlatingsangst is eigenlijk van een heel andere categorie. Verlatingsangst is namelijk niet zo zeer angst. De meeste kinderen krijgen rond 6 maanden door dat ze een eigen ‘ik’ zijn en dat hun speelgoed, papa en mama, objecten en personen zijn die los van hen bestaan. Ze krijgen het concept van de wisselwerking door, actie-reactie. Dit zorgt er ook voor dat ze het steeds beter door hebben als ze alleen zijn. Dit gecombineerd met een veilige hechtingsrelatie zorgt voor verlatingsangst; hard huilen als papa of mama weggaat. Dit heeft niets te maken met ‘bang zijn dat papa of mama niet meer terug komt’. Jonge kinderen hebben nog geen besef van tijd en toekomst. Ze vinden het domweg niet leuk. Mensen zijn nu eenmaal sociale wezens en over het algemeen niet graag alleen. Je kunt je kindje helpen hiermee om te gaan door hem te laten hechten aan meerdere personen, voorspelbare rituelen te verbinden aan lastige situaties (bijvoorbeeld het afscheid nemen op het kinderdagverblijf) en door niet te veel toe te geven aan het steeds maar oppakken van je kindje. Natuurlijk wil hij bij je zijn en dat mag ook. Maar, troosten kan op heel veel verschillende manieren en door meer dan 1 persoon gedaan worden.