maandag 9 december 2013

Zindelijkheid

Kind (3) belt met de nep-telefoon: "Ja.... ja.... ok! Daaaaaag!"
Ik: "Wie was dat?"
Kind: "Dat was mama."
Ik: "En wat zei mama?"
Kind: "Dat ik op het potje moet plassen!"

Zindelijkheid en zindelijkheidstraining. Er zijn honderden boeken over geschreven en iedereen lijkt er zo zijn eigen visie op na te houden. Voor ouders en opvoeders zorgt dit nogal eens voor onzekerheid. Doen we het zo wel goed? Moeten we überhaupt actief bezig gaan met zindelijkheidstraining of niet? En zo ja, wanneer dan?
Ook bij dit onderwerp speelt de maatschappij waarin we leven een hele grote rol. Als kinderen 4 jaar zijn, wordt van ze verwacht dat ze een grote mate van zelfstandigheid hebben, omdat ze dan naar school gaan. Een belangrijke stap in deze zelfstandigheid is het zindelijk worden. Aan de ene kant geeft dit veel ouders druk (het moet ook echt lukken voordat het kind 4 is). Aan de andere kant, is het ook een handige richtlijn.
Maar, hoe kun je ervoor zorgen dat je kind ook echt zindelijk is als hij naar school gaat?

Zindelijkheidstraining, wel of niet?
Zindelijkheidstraining vind ik eigenlijk maar een raar woord. Het klinkt altijd een beetje alsof je te maken hebt met een dier. Het woord 'training' heeft iets onvriendelijks, alsof het een soort 'drill-cursus' is.
Er zijn een hoop deskundigen die adviseren überhaupt niet actief bezig te gaan met de zindelijkheid van je kind. Het komt vanzelf, is hun mening. Kinderen geven het vanzelf aan als ze er klaar voor zijn om op de wc te gaan plassen. Dit proberen te stimuleren zou volgens hen enkel averechts werken.
Deels deel ik deze opvatting. Kinderen worden ook zindelijk als wij dit niet bewust stimuleren. Wel is een onbewust stimulerende omgeving dan wel van belang. Er moet wel de mogelijkheid zijn voor een kind om op de wc of een potje te kunnen plassen én een kind moet wel zien in zijn omgeving dat dit ook gebeurt. Jij, als ouder/opvoeder, bent het voorbeeld.
Daarnaast gaan kinderen zich vanzelf steeds meer storen aan de vieze luier wat ervoor zorgt dat ze een alternatief willen. Ze moeten dan uiteraard wel weten wat dit alternatief is en hoe ze die moeten gebruiken. Maar, nogmaals, onbewust tot voorbeeld zijn, is dan genoeg.
Dat zindelijkheidstraining ook averechts kan werken, heb ik aan den lijve ondervonden. Een meisje op mijn groep had grote moeite met het zindelijk worden. Of eigenlijk, ze had grote wc-angst. Hoe deze angst was ontstaan, is onduidelijk. Het meisje wilde niet op de wc. Hoe meer we stimuleerden, hoe meer ze afhield. De meest voorzichtige pogingen, brachten ons steeds verder van het beoogde doel af. Vaak zeiden we: "Als je straks naar school gaat, kun je ook geen luier meer om." In de hoop dat dit 'dreigement' voldoende stimulatie gaf. Maar, zei de kleine slimme meid dan terug: "Dan word ik wel zindelijk als ik naar school ga." We merkten dat ze haar plas en poep prima kon ophouden, maar de luier mocht absoluut niet af. Op de wc zitten, wilde ze uiteindelijk wel, maar daar haar behoefte doen, deed ze niet.
Dit is overigens vaak het 'probleem' bij kinderen die maar niet zindelijk willen worden. Vaak is het zo dat ze hun ontlasting wel op kunnen houden, maar dat ze die niet willen of durven loslaten op de wc. Als je als ouder dan toch de luier aflaat, plast en poept je kind in zijn broek op het moment dat de blaas of darmen echt te vol zitten. Het leren ophouden van de ontlasting is iets wat vaak vanzelf gebeurt bij jonge kinderen. Het loslaten op het 'juiste' moment, is de lastige stap.
Geeft dit aan dat we maar beter helemaal niet bezig kunnen zijn met zindelijkheidstraining? Wellicht zou je in een wereld zonder tijdsdruk prima af kunnen zonder bewuste zindelijkheidstraining. Helaas leven wij in een maatschappij mét tijdsdruk. Er wordt van ons verwacht dat ons kind zindelijk is als hij naar school gaat. Dit betekent dat enige vorm van stimulatie vaak wel nodig is om dit voor elkaar te krijgen. Maar, juist er té bewust mee bezig zijn, kan averechts werken. Hieronder dus voorzichtige stapjes om bezig te gaan met 'zindelijkheidstraining'.
Met het meisje uit het voorbeeld kwam het overigens helemaal goed. We hebben de luier omgelaten en de zindelijkheidstraining gelaten voor wat hij was. Twee weken voordat ze naar school ging, kwam ze met haar luier in de hand naar beneden. "Mama, ik heb op de wc geplast!" En de luier hoefde niet meer om...

Zindelijkheidstraining, wanneer?
Als we dan toch moeten geloven aan zindelijkheidstraining, wanneer kunnen we hier dan het beste mee beginnen?
Allereerst is het goed om te weten welke stappen je kind van nature doorloopt als het gaat om het zindelijk worden. De eerste stap, merken we al heel snel. Baby's huilen als ze een vieze luier hebben. Hiermee geven ze aan dat ze dit een onprettig gevoel vinden. Ze willen een schone luier. Dit 'aangeven' dat de luier vies is, blijven kinderen doen. In eerste instantie door te huilen en later door het te zeggen. Wat echter wel belangrijk is, is de stap die hiertussen zit. Er is vaak een lange periode waarin je kind niet meer huilt om de vieze luier, maar ook nog niet kan vertellen dat hij een vieze luier heeft. Dit is voor veel kinderen een periode waarin ze ook niet meer aan lijken te geven dat ze hebben gepoept en graag verschoont willen worden. Kinderen doen dit echter wel. Maar, vaak op een andere manier dan wij wellicht verwachten. Als wij geen gehoor geven aan deze boodschap, zal je kind vanzelf afleren om de boodschap over te brengen, het is namelijk niet effectief. Dit is overigens helemaal zo erg niet, zodra kinderen leren praten, gaan ze vaak vanzelf weer aangeven dat ze hebben gepoept.
Toch kan het wel helpen om ook in de dreumesfase (1,5-2,5 jaar) gehoor te geven aan de boodschap die je kind overbrengt met betrekking tot de vieze luier. Op welke manier je kind aangeeft dat hij heeft gepoept of geplast, is bij elk kind anders. Soms zijn het hele subtiele manieren. Je kind kan naar zijn luier wijzen of de luier proberen af te doen. Soms is een bepaald gebaar of een bepaalde klank synoniem voor 'Ik heb een vieze luier'. Maar, je kind kan ook onbewust aan jou proberen over te brengen dat hij een vieze luier heeft. Zo wil hij misschien niet meer zitten (op de vieze luier) of wordt hij heel onrustig. Misschien loopt hij zelfs wel uit zichzelf naar de verschoontafel. Kijk of je deze signalen kunt oppikken en er gehoor aan geven.
Na aangeven dat je hebt gepoept, is de volgende stap in het zindelijk worden, het aangeven vóórdat je hebt gepoept. En eigenlijk zit hier nog wel een stapje tussen. Voordat je kind zelf gaat aangeven dat hij moet poepen, kun je dit vaak wel aan hem zien. Kinderen gaan van terloops tussen het spelen door poepen en plassen in de luier, naar bewust poepen en plassen in de luier. Je kunt dit merken aan je kind, omdat hij ineens even stil gaat zitten in een hoekje. Soms zeggen kinderen dit dan ook: "Ik ben aan het plassen/poepen." Niet veel later zul je merken dat kinderen de aandrang om te gaan plassen en poepen goed kunnen voelen en dat jou ook gaan aangeven nog voordat ze hun behoefte hebben gedaan.
Als je kind aangeeft dat het moet plassen of poepen, is dit natuurlijk een uitgelezen moment om voor te stellen dit niet in de luier, maar op de wc te doen. Bovendien is dit ook het moment dat kinderen bewust kunnen gaan leren hun ontlasting op te houden totdat ze naar de wc gaan. En dus een goed moment om actief te gaan leren plassen en poepen op de wc. Hoe precies, lees je hieronder.

Zindelijkheidstraining, hoe?
Zoals hierboven beschreven doorloopt het zindelijk worden bij jonge kinderen een natuurlijk proces. Net als het leren lopen, kent het zindelijk worden een gevoelige fase. Hiermee bedoel ik, dat het weinig zin heeft om je kind al voor die gevoelige periode te 'dwingen' op de wc te plassen en te poepen. Kinderen moeten immers eerst leren controle te krijgen over hun blaas en sluitspier en die controle dwing je niet af. Dat betekent echter niet dat je voor deze periode niks kunt doen.
Een groot onderdeel van het zindelijk worden, is het vertrouwd raken met de wc. Met dit proces kun je al heel vroeg beginnen. Zodra je kind in de dreumesfase beland (vanaf een jaar of 1,5) kun je jezelf en je kind aanwennen dat je in de badkamer (waar een wc is) je kind verschoont. Als je handig bent het staand verschonen van je kind (je kind verschonen terwijl hij staat), kun je jezelf dit ook gaan aanwennen. Tevens fijn voor je rug als je op een klein krukje gaat zitten (minder tillen op en van de commode).
Door staand te verschonen, wordt de stap naar gelijk maar even op de wc gaan zitten een stuk kleiner. Overigens zou ik altijd proberen te kiezen voor een wc-verkleiner en niet voor een potje. Het leukste van naar de wc gaan, is namelijk het doortrekken. Mocht je toch kiezen voor een potje, maak dan het leeggooien van het potje in de wc én daarna het doortrekken standaard onderdeel van het ritueel. Een ander voordeel van de wc, is dat dit gelijk de juiste plek is. De overgang van potje naar wc kan voor sommige kinderen soms angstig zijn en zorgen voor een terugval in de zindelijkheid. Onnodig als je kind al gelijk om de wc leert plassen en poepen.
Terug naar de dreumes. Je dreumes vertrouwd maken met de wc houdt puur in dat je af en toe aan hem vraagt of hij even op de wc wil zitten. Maak hier één of meerdere vasten momenten van op de dag en koppel ze aan de al bestaande verschoonmomenten. Of er nu wel of niet iets gebeurt, is totaal niet van belang. En als je dreumes niet wil, ook prima! Sterker nog, als je veel weerstand merkt, wacht dan gewoon even een tijdje voor je het weer probeert.
Als je kind af en toe op de wc zit, is de kans groot dat er op een bepaald moment 'per ongeluk' ook daadwerkelijk ontlasting komt op zo'n moment. Als dat gebeurt, schrikt je kind wellicht. Laat zelf merken dat dit doodgewoon is en prijs je kind aan. "Wat goed van jou! Een echte plas op de wc! Knap hoor!" Zorg dat het iets is, waar je kind trots op kan zijn. Werk eventueel met een beloningssysteem.
Zo krijgt je kind door dat het de bedoeling is van de wc dat daar zijn plas en poep in verdwijnt. Actief stimuleren dat je kind daar ook moet plassen en poepen heeft geen zin. Zoals al eerder beschreven, zal je kind eerst moeten leren om controle te krijgen over zijn blaas en sluitspier. Bovendien kan actief stimuleren ervoor zorgen dat je je kind aanleert onnodig hard te persen.
Als je na een tijdje merkt dat je kind vaker op de wc plast en/of poept en de luier regelmatig droog is, kun je beginnen met de luier eens even een uurtje af te laten. Leg dit aan je kind uit, zodat hij zich bewust is van het feit dat hij geen luier om heeft. Gaat het goed? Breidt dan de tijd dat de luier af is overdag wat uit.
Natuurlijk zullen er in het begin (en wellicht later ook nog) ongelukjes gebeuren. Word dan vooral niet boos op je kind! Dit kan gebeuren en geeft helemaal niks. Trek schone kleren aan en laat je kind duidelijk merken dat hij hier niks aan kan doen. Ook als de controle over de blaas er is, kan er nog steeds wel eens een ongelukje gebeuren. Als je kind erg afgeleid is, druk aan het spelen of net aan het eten, vergeet hij soms gewoon dat hij eigenlijk moest plassen. Geen probleem en al helemaal geen reden om gelijk de luier weer om te doen.
Mochten er echter veel ongelukjes gebeuren als de luier even af is, is dit een teken dat je kind er nog niet klaar voor is. Probeer het dan na een tijdje nog eens. Overigens is het stimuleren van de zindelijkheid door de vieze luier om te laten niet effectief! En bovendien erg slecht voor de huid van je kind.
Bij zindelijkheidstraining is het de kunst om er niet te veel nadruk op te leggen, maar daarnaast wel goed in de gaten te houden of alles goed gaat met je kind. Zo kan wc-angst er voor zorgen dat kinderen maar niet zindelijk lijken te worden (wat ze dan eigenlijk vaak wel zijn). Houd het luchtig, maar probeer er wel achter te komen waar een eventuele wc-angst vandaan komt. Gelukkig zijn er hele effectieve methoden om van wc-angst af te komen.
Wil je dat ik daar bij help? Kijk dan op opvoedadvies aan huis.

Zindelijkheid, de feitjes!
Heel bewust bewaar ik de feitjes en gemiddelden voor het laatst. Elk kind is anders, en dus is er geen vroeg of laat zindelijk zijn.
Wel zijn er een aantal dingen die voor bijna alle kinderen opgaan:
- Veel kinderen leren eerst hun plas ophouden en later pas hun poep.
- De meeste kinderen worden eerst overdag zindelijk en later pas 's nachts. Hier kan zeker wel een jaar tussen zitten.
- Vrijwel alle jonge kinderen hebben nog af en toe een ongelukje als ze 'zindelijk' zijn.
- Als kinderen naar de basisschool gaan, kan er een terugval zijn in de zindelijkheid.
- Veel kinderen worden tussen hun 2e en 3e jaar overdag zindelijk.
- Maar, ruim een kwart van de kinderen wordt pas na het 4e jaar overdag zindelijk!
- Als je kind 6 jaar is, is de kans groot dat hij ook 's nachts zindelijk wordt.
Nog een laatste tip:
Zoals bij alle opvoedthema's is het ook hier weer van belang dat alle opvoeders op één lijn zitten. Overleg met de oppas, leidster of gastouder hoe de zindelijkheidstraining wordt aangepakt. Houd het luchtig, niks moet. Het is normaal dat kinderen vaak eerst thuis zindelijk zijn en later pas bij de secundaire opvoeder.

Wil je dat ik een keer bij jou thuis kom om je hierbij te coachen? Dat kan! Kijk op www.parentingcompany.nl!

maandag 4 november 2013

Binnenkort: opvoedadvies aan huis!

Binnenkort begin ik met opvoedadvies aan huis!
Heb je een opvoedprobleem of een opvoedvraag en zou je graag eens willen dat ik met je mee kijk? Dat kan! Vanaf 1 januari 2014 bied ik opvoedadvies aan huis!

Speciaal voor mijn trouwe bloglezers, bied ik een korting aan van 10% op mijn uurtarief van 55 euro! Wil je hier gebruik van maken? Mail me dan vóór 1 januari 2014 al je opvoedvraag via opvoedtips@gmail.com. Dan kom ik in het nieuwe jaar als eerste bij jou thuis!

Waarom opvoedadvies aan huis?
Het fijne aan opvoedadvies bij jou thuis, is dat ik kan komen op het moment dat het jou uitkomt. Daarnaast kan ik jou, samen met je kind, in jullie natuurlijke omgeving observeren én ben ik er direct bij als het probleemgedrag zich voordoet. Ik kan direct feedback geven die je ook meteen kunt toepassen.
Dit is stukken effectiever dan online-advies of coaching buiten de probleemsituatie.

dinsdag 8 oktober 2013

Week van de opvoeding 2013: 'Word spelenderwijs!'

Spelenderwijs opvoeden


Kind (2,5) probeert de schoenen van een pop aan te doen, maar dat lukt niet en hij zegt: "Kan niet!" Een ander kind (3) ziet dit en zegt zuchtend: "Kan niet, bestaat niet! Ga maar nog een keer proberen!"

Het thema van de opvoedweek (7-13 oktober) dit jaar is: 'Word spelenderwijs!' Een mooi thema, met een mooie boodschap, die wat mij betreft vooral neerkomt op: 'heb vooral plezier in het opvoeden!'
Als je deze blog leest, krijg je wellicht het gevoel dat opvoeden altijd een zwaar onderwerp moet zijn, waar je veel over moet praten en veel over moet nadenken. Soms is dat natuurlijk ook wel zo, maar dat betekent niet dat opvoeden niet ook heel leuk is! En bovendien kun je het jezelf soms best een beetje makkelijker maken door het opvoeden te zien als iets dat je spelenderwijs samen met je kind beleeft.
In deze blogpost wil ik je laten zien hoe je plezier kan hebben bij het opvoeden en hoe je samen met je kind opvoedt. Kortom, spelenderwijs opvoeden!

Kijken naar je kind
Als we het hebben over spelenderwijs opvoeden en dus ook spelenderwijs leren, al spelende 'wijs' worden, dan zijn onze kinderen het beste voorbeeld voor ons. Zij kunnen als geen ander door te doen, leren. Sterker nog, in de eerste levensjaren is dit zo goed als de enige, en in elk geval de belangrijkste, manier van leren. Leren door te doen, leren door te spelen en te ontdekken. Soms met vallen, maar altijd ook met opstaan.
Als wij op een meer speelse manier willen leren en opvoeden, hoeven we dus niet ver te zoeken naar een voorbeeld. Kijk naar je kind!
Hoe speelt je kind? Hoe leert je kind? Wat doet je kind als iets niet lukt? Het eerste wat ons wellicht opvalt als we kinderen tijdens hun spel observeren, is dat jonge kinderen twee prachtige eigenschappen hebben (die wij helaas vaak een beetje kwijt zijn geraakt). Ze zijn heel erg nieuwsgierig en heel vindingrijk en creatief!
Kinderen willen veel leren en veel begrijpen. Dit maakt dat ze soms lange tijd achter elkaar kunnen blijven proberen om de schoenen van een pop aan te krijgen. Ook wij als ouders zijn ons bewust van het feit dat kinderen vooral leren door te doen. Hoe vaak zeggen wij niet tegen een kind die 'opgeeft': 'Blijven proberen!' (Misschien dat daarom het kind in het voorbeeld hierboven dat ook gelijk zegt?)
En dat is ook een prima manier. Juist door te proberen worden kinderen zo vindingrijk. Én komen ze bovendien nog al eens met een andere oplossing dan die wij zelf hadden aangedragen als we hadden geholpen.
Spelen en spelenderwijs ontdekken zit in onze genen. En niet alleen in die van ons. Ook bij veel dierensoorten zien we dat spelen de eerste levensjaren de belangrijkste manier van leren is. Vooral de echte jagers, zoals tijgers, leren door te spelen met hun broertjes en zusjes hoe ze een prooi kunnen vangen.
Ook onze kinderen leren door te spelen met elkaar wat sociaal wenselijk gedrag is, wat een ander fijn vindt en wat niet en hoe ze dingen samen kunnen doen.
Heb je ook wel eens gekeken hoe je jonge kind omgaat met andere (jonge) kinderen in zijn omgeving? Op welke manier leren ze van elkaar? Het kan ontzettend leuk en leerzaam zijn om hier eens even echt voor te gaan zitten en kijken: kijken naar je kind.

Inleven in je kind
Naast het observeren van je kind en leren van zijn speelse manier van ontdekken, kan je je ook meer 'inleven' in je kind. In mijn blog probeer ik de waarde hiervan zo veel mogelijk naar voren te laten komen. Weten waarom je kind zich gedraagt zoals hij zich gedraagt. Weten wat je kind ervaart. Proberen te begrijpen hoe een bepaalde situatie is voor je kind. En erover praten met hem als hij oud genoeg is om hem nog beter te begrijpen.
Uiteraard kunnen we niet in het hoofd van ons kind kijken en is praten met je kind op hele jonge leeftijd nog niet mogelijk. Wel zijn er andere manieren om zelf (een beetje) te ervaren wat je kind ervaart.
Kijk bijvoorbeeld eens waar de box staat in huis. Ga op die plek (of ernaast) op de grond liggen en kijk omhoog. Wat zie je? Dit is ook wat je kind ziet als hij in de box ligt. Wat ervaar je nu? Wordt je hier rustig van of juist niet? En wat zou je doen als je nu iets wilt pakken wat buiten je bereik ligt en je kan alleen je armen en benen bewegen? Leef je in en ervaar hoe het voor je baby is om in de box te liggen.
Het inleven in je dreumes of peuter gaat eigenlijk net zo. Wat doet je kind? Doe dat ook! Als je kind aan tafel zit te kleuren, ga er dan gezellig bij zitten en pak ook een kleurplaat. Als je kind een fantasiespelletje speelt, speel mee! Welke 'problemen' kom je tegen en hoe los je die op? Wat als je dokter wilt spelen en je hebt geen stethoscoop?
Op deze manier stimuleer je jezelf om net zo creatief te denken als je kind en ervaar je hoe je kind leert door te doen.

Samen met je kind: spelenderwijs opvoeden!
Van meedoen met je kind en ervaren hoe je kind de dingen beleeft, is het nog maar een kleine stap naar 'samen met je kind'. Meespelen, betekent samen spelen. Houd je niet in, maar doe mee met de gekke fantasieën van je kind. Wil hij dat je een auto met een slurf tekent? Zeg dan niet: 'Nee, dat kan niet.' Maar. vraag je kind waar de slurf dan moet komen.
En als je meespeelt met je kind, ben je vrijwel automatisch ook aan het opvoeden tijdens het spelen. Je leert hem de regels van met elkaar omgaan en van 'goed' en 'fout'; dit mag wel en dit mag niet. Probeer in een situatie van 'spelenderwijs opvoeden' het opvoeden ook vooral niet alleen te doen, maar samen met je kind. Ervaar samen waarom sommige dingen niet mogen of niet fijn zijn. Overleg met je kind, praat met je kind, ervaar met je kind, speel met je kind. Maak samen een treinbaan en ervaar de frustratie als het ene stukje maar niet aan het andere stukje past. Zie wat dit met je kind doet en grijp in als zijn gedrag buiten jouw grenzen valt. Laat hem, spelenderwijs, zien wat je wel van hem verwacht en zoek samen naar een oplossing voor de situatie.
En bovenal: geniet ervan! Vier samen de successen die je boekt en ervaar dat spelenderwijs opvoeden heel leuk kan zijn!

Wil je dat ik een keer bij jou thuis kom om je hierbij te coachen? Dat kan! Kijk op www.parentingcompany.nl!

donderdag 18 april 2013

Een broertje of zusje erbij!

Kind (3) gaat met zwangere mama mee naar de gynaecoloog. Hij hoort het hartje van de baby. Als hij thuis komt vertelt hij enthousiast aan papa: "Mama heeft een baby in de buik en de baby heeft een trein!"

Als er een broertje of zusje bijkomt in een gezin, verandert er veel. Vooral bij een tweede kindje, is de verandering groot. Het eerste kind is nu niet meer alleen en zal de aandacht moeten delen. Ik zal me hieronder vooral focussen op deze situatie. Vooral ook omdat de leeftijd waarop een eerste kind een broertje of zusje krijgt vaak ergens tussen de 2 en 3 jaar ligt. Maar, uiteraard bevat deze blogpost ook veel handvatten voor als het derde, vierde, of misschien wel vijfde kindje eraan komt!
Eerst zal ik ingaan op de abstractheid van het begrip 'zwanger' en het hebben van een kindje in je buik, daarna zal ik uitgebreid ingaan op de voorbereiding mét je kind op de komst van het tweede kindje en tot slot zal ik aparte aandacht besteden aan de vele leuke boekjes die er zijn over het krijgen van een broertje of  een zusje.

Zwanger, wat is dat?
Het woord 'zwanger' zegt een klein kind nagenoeg niks. Veelal hoor je kinderen van 2 of 3 jaar zeggen: "Mama heeft een baby in haar buik." Dit klinkt misschien of ze goed begrijpen wat er aan de hand is, maar vaak is niets minder waar. Zelfs voor ons, als volwassenen, is het vaak nog maar moeilijk te begrijpen dat er een kindje in de buik van de (aankomende) mama groeit. We weten hoe het werkt, we kennen de plaatjes van de embryo en de foetus, maar hoe onbegrijpelijk is het eigenlijk dat je na 9 maanden ineens zo'n prachtig volmaakt mensje in je armen hebt? Heb je dat dan echt zelf gemaakt?
Voor een jong kind is het misschien wel het meest abstracte wat er is: een baby in een buik. Ze zeggen het na een tijdje alsof het de normaalste zaak van de wereld is, maar dat komt vooral omdat wij (de omgeving) de hele dag tegen het kind zeggen: "Heeft mama een baby in haar buik?" en "Gaat het goed met de baby in de buik van mama?" en meer van dat soort dingen.
Daarnaast moeten we ons goed beseffen dat kinderen van 2 en 3 jaar fantasie en werkelijkheid nog veel door elkaar halen. Dit zorgt ervoor dat er soms de meest prachtige verzonnen verhalen worden verteld alsof ze echt gebeurd zijn. Het is voor een jong kind moeilijk om te onderscheiden wat hij heeft verzonnen of gedroomd en wat hij echt heeft meegemaakt. Dit betekent ook dat zoiets onbegrijpelijks als het hebben van een baby in je buik snel als fantasie wordt onthouden. En zolang we nog niks zien, is er ook nog niks concreets om naar te verwijzen. Maar, ook als de buik van mama wat groter wordt, kan je jonge kind nog steeds denken dat mama een spelletje speelt en gewoon een kussen onder haar buik heeft verstopt.
Toch, als de buik van mama wat groter wordt, zal je jonge kind zich misschien iets beter voor kunnen stellen dat er ook echt iets gebeurt in die buik. Maar, nog steeds blijft het te abstract om goed te begrijpen dat er ook echt een baby uit de buik van mama komt straks.
Het is aan ons om het abstracte 'zwanger' concreet te maken. Dit begint met de uitleg dat er in mama's buik een kindje groeit. Foto's laten zien van hoe dit eruit ziet, maakt de situatie waarschijnlijk niet veel begrijpelijker voor je kind. Wel kan je je kind vertellen dat hij ooit ook in mama's buik zat. Bekijk samen met je kind zijn babyfoto's om zo duidelijk te maken dat kinderen groeien en eerst nog heel klein zijn. Zo kan je kind snappen dat de baby in mama's buik nu nog heel klein is en daardoor in mama's buik past.
Je kind af en toe eens meenemen naar de gynaecoloog kan ook zeker geen kwaad. Zo kan je kind het hartje van de baby horen en wellicht, in een later stadium, ook echt zien dat het een baby is. Toch zal ook dan je kind wellicht nog verrassend reageren, zoals we zagen in het mooie citaat bovenaan deze blog. Een jong kind denkt altijd vanuit zijn eigen referentiekader. Er is nog geen 'theory of mind'; hij kan zich nog niet inleven in een ander. Het is goed om dit, ook hier weer, te beseffen. Om je jonge kind iets te kunnen uit leggen, zul je je in zijn wereld moeten verplaatsen.


Hoe gaat dat straks?
Naast de voorbereiding op wat er nu eigenlijk gebeurt in mama's buik, is het ook, en misschien nog wel meer, belangrijk je kind voor te bereiden op de tijd na de bevalling, als zijn broertje of zusje er is. Voor je jonge kind is het nagenoeg onmogelijk om zich voor te stellen hoe de situatie over een paar maanden is. Toch heeft het zin om het hier met je kind over te hebben. Dit kan op verschillende manieren, afhankelijk van wat je kind al begrijpt.
Je kunt praten over de situatie die straks zal ontstaan. Refereer hierbij aan voorbeelden die je kind kent. Misschien heeft hij een neefje of nichtje die al grote broer/zus is of zijn er buren in die situatie. Daarnaast is het tekenen van de nieuwe situatie ook een goede manier om het voor je kind visueel en daarmee duidelijker te maken. Teken samen met je kind mama, papa, hemzelf en wellicht aanwezige huisdieren. Teken vervolgens de aankomende baby. Dit kan in combinatie met de babykamer die al af is, het wiegje en de box waar de baby straks veel in zal liggen. Door voorwerpen te gebruiken die je kind kent, wordt een abstract onderwerp eveneens concreter. Voorwerpen die straks direct bij de baby horen, zoals de wieg, de box, de kinderwagen, maxicosi, enz.
Als de baby eenmaal geboren is, kan er enige mate van 'jaloezie' optreden bij je oudste kind. Hij moet nu ineens de aandacht delen en dat is hij niet gewend. Probeer dit als ouder te begrijpen. Probeer daarnaast zo goed mogelijk uit te leggen aan je kind dat de kleine baby veel aandacht nodig heeft. Maar, vergeet daarnaast niet dat je oudste kind ook aandacht nodig heeft. Als mama thuis is met de baby kan papa best iets gaan doen met het oudste kind. Probeer zo ook exclusieve aandacht te geven aan je oudste kind.
Ook kan het fijn zijn om met je oudste kind een cadeautje te kopen voor de baby. Iets wat hij aan zijn broertje/zusje kan geven. Laat hem dit helemaal zelf uitkiezen en zelf geven.
Verder is het ook belangrijk om je oudste kind te betrekken bij de verzorging van de baby. Dit kan in een voorbereidend stadium door samen met je oudste kind de babykamer in te richten bijvoorbeeld, maar doe dit vooral ook als de baby er is. Laat je oudste kind helpen met verschonen, een flesje geven, in bad doen, enz. Zo stimuleer je dat er ook tussen je twee kinderen een intieme band ontstaat en dit zal de jaloezie gevoelens minder maken. Daarnaast wordt het voor je oudste kind dan ook een stuk duidelijker dat de baby veel verzorging en aandacht nodig heeft.
Denk niet te snel: 'hier is mijn kind te klein voor.' Kinderen kunnen en begrijpen vaak veel meer dan wij denken. En ook als je kind nog niet echt kan helpen met de verzorging van de baby, kan je je kind hier zeker wel bij betrekken door hem mee te laten kijken en door te vertellen wat je doet.

Naast alle creativiteit die je zelf inzet om je kind voor te bereiden om de komst van een broertje of een zusje, kun je ook uitgebreid gebruik maken van de vele boekjes die er zijn met betrekking tot dit onderwerp.

Boekjes
Er zijn erg veel boekjes die gaan over het krijgen van een broertje of een zusje. Belangrijk bij het uitkiezen van het juiste boekje voor jou en je kind, is dat het voor je kind begrijpelijk is. Dit ligt uiteraard erg aan de leeftijd en het cognitieve niveau van je kind. Voor kinderen tussen de 1-4 jaar is het vooral belangrijk om te letten op de plaatjes in het boekje. Een boekje lezen met je jonge kind, betekent vooral kijken naar de plaatjes en daar de juiste woorden bij zoeken/horen.
Als we kijken naar de boekjes die er zijn voor jonge kinderen, kunnen we onderscheid maken in boekjes op rijm en boekjes niet op rijm. Bij beide soorten boekjes zeg ik altijd: schroom niet om de tekst aan te passen aan wat voor jou fijn is en voor je kind begrijpelijk. Zeker bij de eerste categorie boekjes. Boekjes op rijm hebben het voordeel dat de tekst door je kind makkelijker onthouden wordt. Door zo'n boekje dan veel te lezen, gaat de betekenis van de tekst makkelijker 'landen' bij je kind.
Om deze blog af te sluiten, volgen hieronder een aantal voorbeelden van leuke boekjes die gaan over het krijgen van een broertje of een zusje.
Piep piep hoera! van Julie Stiegemeyer en Carol Baiker-McKee
De bedoeling van dit boekje is misschien niet eens om je kind voor te bereiden om de komst van een broertje of een zusje. Toch is het boekje er uitermate geschikt voor. Het beschrijft hoe drie vogeltjes wachten op het kuikentje wat uit een eitje komt.
Kleine Pluis van Dick Bruna
Een boekje uit de overbekende Nijntje-serie. In dit boekje krijgt Nijntje een broertje/zusje. De Nijntje boekjes staan bekend om de eenvoudige tekeningen en de makkelijke teksten op rijm.
Bobbi wordt grote broer van Ingeborg Bijlsma en Monica Maas
De Bobbi-boekjes worden op mijn groep altijd erg goed ontvangen door de kinderen. De boekjes gaan over herkenbare onderwerpen voor deze jonge leeftijdsgroep. Het leuke aan een serie is dat je kind zich steeds beter gaat relateren aan het kind in het boekje, in dit geval Bobbi, een beertje. Dit zorgt ervoor dat het makkelijker wordt voor je kind om 'naar de toekomst te kijken' door in het boekje te zien hoe het gaat als je eenmaal grote broer bent.
Wat zit er in je buik, mama? van Sam Lloyd
Een 'flapjesboek' waarbij je onder de flapjes kan kijken om te zien wat er in mama's buik zit. Er wordt flink geraden van aap tot inktvis. Maar nee, het is natuurlijk een baby! Met dit boekje wordt het concept 'zwanger' en 'een baby in je buik' hebben een stuk concreter en duidelijker. Een erg leuk boekje wat de kinderen vaak goed bijblijft.

Wil je dat ik een keer bij jou thuis kom om je hierbij te coachen? Dat kan! Kijk op www.parentingcompany.nl!

zaterdag 5 januari 2013

Eten

De kinderen op het kinderdagverblijf staan de hele dag door voor een hoop keuzes. Zo ook tijdens het middageten. De kinderen mogen dan kiezen wat ze willen drinken en of ze een boterham in stukken willen of niet. Dat deze keuzes na enige tijd niet zo moeilijk meer zijn, bewijst dit volgende citaat van een kind (2) die in één adem antwoordt op de vraag wat hij wil drinken:
"Water, thee, niet gesneden!"

Het eten en drinken. Een veel besproken onderwerp op het kinderdagverblijf. Én een onderwerp dat bij ouders met jonge kinderen vaak vele vragen oproept. Aangezien ik geen voedingsdeskundige ben, zal ik hieronder vooral ingaan op het pedagogische aspect van het omgaan met en het aanbieden van eten en drinken. Af en toe zal ik kort verwijzen naar de informatie die ik zo hier en daar via voedingsdeskundigen heb opgedaan. Maar, mijn ervaring is ook hier: zoveel deskundigen, zoveel visies.

Is deze blog je te lang? Lees dan alleen de 'tips and tricks' onderaan deze blog!

Baby's (hier tot 1 jaar)
Een ritme
Bij de hele jonge baby's komt nog niet veel pedagogiek kijken als het gaat om het drinken. De baby's krijgen borstvoeding of kunstvoeding naar behoefte. En dat is het. Gaandeweg kan je ook hier een ritme in gaan ontwikkelen met je kind wat ervoor zorgt dat hij met een maand of 4 netjes om de 4 uur drinkt. Hoeveel je baby drinkt, verschilt per kind, maar zo'n 180cc is gemiddeld te noemen.
Een ritme ontwikkelen met betrekking tot het drinken, gaat op eenzelfde manier als een ritme ontwikkelen bij het slapen. Je kijkt naar de behoefte van je baby en je zal merken dat hij vanzelf meer per keer drinkt en zodoende dus ook langer zonder voeding kan. Om te stimuleren dat je baby dit gaat doen, kun je simpelweg het voeden zelf ook steeds een beetje gaan uitstellen.

Leren drinken uit een fles
Voor baby's die borstvoeding krijgen, kan het soms lastig zijn om te leren drinken uit een fles. Vaak is dit echter wel nodig, omdat mama niet altijd in de buurt is. Gelukkig heeft de commerciële markt hier al op ingespeeld: er zijn verschillende speciale flessen die op een meer natuurlijke manier dan de 'gewone' fles de stroom van voeding beïnvloedt. Dit blijkt voor veel baby's ook effectief. Toch kan het soms nog steeds moeilijk zijn voor een baby dat hij ineens moet zuigen uit een fles in plaats van mama's borst om in zijn eerste levensbehoefte te voorzien. Verschillende theorieën heb ik inmiddels gehoord om dit te laten lukken. De één zegt dat mama het beste kan leren om het kind uit de fles te laten drinken, dicht tegen haar aan. Dit omdat het verschil met de borst dan zo klein mogelijk is. De ander adviseert juist om een ander (papa) dit te laten doen en dat mama dan zelfs niet eens in de buurt mag zijn. Anders zou het kind enkel de borst van mama willen en niet de fles.
Wat in de praktijk het beste werkt, heb ik zelf nog niet ontdekt. Wat ik wel weet, is dat het vooral belangrijk is, zoals altijd met voeden, dat er rust, veiligheid en intimiteit is. Voeden is een intieme aangelegenheid. Je baby is dicht bij je en je hebt (zeker bij borstvoeding) intiem contact. De baby moet zich veilig voelen en daarvoor zul jij in alle rust de voeding moeten aanbieden én de intimiteit op dat moment ook echt moeten ervaren. Geniet ook vooral van dit fijne moment samen met je baby.
Andere 'trucjes' die kunnen helpen als het voeden (uit de fles) niet makkelijk gaat, is zorgen dat je kind je vinger vasthoudt (vaak willen baby's met hun handje iets vasthouden tijdens het zuigen), zachtjes over het wangetje van je baby aaien (dit kan de zuigreflex stimuleren) en een beetje heen en weer wiegen tijdens het voeden (dit lijkt als simpele afleiding te werken, waardoor de baby even 'vergeet' dat hij uit een fles zuigt in plaats van een borst).

Andere voeding dan borst- of kunstvoeding
In mijn optiek heeft een baby het eerste levensjaar voldoende aan de borst- of kunstvoeding. Echter, ook hier verschillen de meningen over. Op verschillende momenten gedurende het eerste levensjaar kan zeker worden gestart met groente- en fruithapjes, yoghurt, soepstengels, stukjes brood, etc. Echter, dit is vooral om je baby te laten wennen aan deze smaken én om hem te laten wennen aan vast voedsel. Mijns inziens heeft je baby deze voedingsstoffen het eerste jaar nog niet nodig.
Over hoe je je kind kan laten wennen aan de verschillende smaken en structuren, zijn de meningen eveneens zeer verdeeld. Eerst beginnen met fruit of eerst beginnen met groente? Wanneer gaan we brood geven? Het consultatiebureau vertelt je over het algemeen precies wanneer je met wat kan beginnen en heeft hier ook goede uitleg bij.
De manier van aanbieden, zou ik vooral erg speels houden en zeker niet al te dwingend. Probeer vaste tijden te hanteren naarmate je dezelfde voeding vaker geeft. En probeer rekening te houden met de borst- of kunstvoeding. Vlak na een fles heeft een kind waarschijnlijk geen zin in een fruithapje.

Dreumesen en peuters (hier vanaf 1 jaar)
Na het eerste levensjaar kan de borstvoeding worden afgebouwd en kan daar ander eten en drinken voor in de plaats komen. In de praktijk merk ik dat vooral het drinken nogal eens een probleem oplevert. Ook merk ik dat ouders zich sneller zorgen maken als een kind slecht drinkt, in plaats van slecht eet. Eerst maar het drinken dus.

Drinken
De overgang van borst- of kunstvoeding naar andere vloeistoffen, is niet voor elk kind even makkelijk. Allereerst zal je natuurlijk geadviseerd worden de borst-/kunstvoeding af te bouwen. Niet in één keer stoppen, maar eerst eens één fles vervangen voor iets anders. In het begin, wellicht al voor het eerste jaar, is yoghurt een goede vervanging voor een fles. Hier zitten juiste voedingsstoffen in én de yoghurt wordt gelepeld gegeven. Uiteindelijk zul je echter ook willen dat je kind andere vloeistoffen zelf gaat drinken.
In eerste instantie lijkt gewone melk (niet geven vóór het eerste jaar) een logische opvolging op de borst-/kunstvoeding. Echter, gewone melk lijkt in de verste verte (behalve misschien de kleur) nier op borst-/kunstvoeding, dus dit is niet waar. Voor je kind is dit echt totaal iets anders. Meestal wordt geadviseerd eerst met water of thee te beginnen. Beide hebben een neutrale smaak en thee kun je lauwwarm aanbieden wat vaak als erg prettig wordt ervaren aangezien je kind gewend is om zijn voeding lauwwarm te nuttigen. Mijn advies hierin: biedt het veel aan. Bij elk fruithapje, groentehapje, broodje, ect. wat thee of water aanbieden. Mocht je kind thee slecht drinken, dan kan je hier in het begin één of twee schepjes kunstvoeding doorheen doen. Zo 'fop' je je kind een beetje en went hij langzaam aan de smaak van thee. De hoeveelheid voeding door de thee bouw je steeds meer af, totdat je kind de thee drinkt zonder voeding. (Helaas werkt dit uiteraard alleen als je kind kunstvoeding heeft gehad in plaats van borstvoeding...)
Veel ouders die zich zorgen maken om de hoeveelheid vocht die hun kind binnen krijgt, geven hun kind uiteindelijk maar sap, omdat kinderen dit vaak wel goed drinken. Dit snap ik erg goed en is op zich prima. Wel zou ik er op letten dat het kind niet alleen maar sap drinkt. Probeer het aanbieden van sap te beperken tot één of twee bekers per dag en doe dit aan het einde van de middag. Zo is er duidelijkheid voor jou en je kind en blijf je daarnaast ook gewoon water en thee aanbieden.
Met sap bedoel ik overigens een variant die je aanlengt (zoals diksap) geschikt voor jonge kinderen. Probeer andere dranken, zoals limonade, zoete zuiveldranken, appelsap en frisdrank zo lang mogelijk uit te stellen. Hier zitten geen voedingsstoffen in die kinderen nodig hebben, maar bevatten vooral veel slechte suikers. Bovendien raken kinderen snel gewend aan de zoete dranken waardoor het nog moeilijker kan worden om water en thee te leren drinken.

Eten
Ook het vaste voedsel wordt geleidelijke geïntroduceerd bij je kind. Groente- en fruithapjes zijn vaak de eerste introductie. Zoals al eerder gezegd, biedt het eten speels aan en zeker niet te dwingend. Hierin is een sleutelwoord: eet samen met je kind. Geef je je kind een fruithapje? Eet zelf ook wat fruit en maak er een leuk moment van.
Als je kind wat ouder wordt, kan je hem steeds meer gaan betrekken bij het eten. Niet alleen het eten zelf, maar ook de voorbereiding. Laat hem kiezen welk fruit hij wil eten en schil en snijd het samen. Al vrij snel kan je kind zelf zijn brood smeren met boter, uiteraard help je hem, beleg kiezen en zijn brood snijden. Overigens is beleg op je brood simpelweg een middel om de boterham wat lekkerder te maken. Zolang je kind dus niet vraagt om beleg, hoef je dit ook niet per se op de boterham te doen. Echter, je kind ziet jou naar alle waarschijnlijkheid wel beleg eten en zodoende komt er uiteindelijk toch vaak beleg op de boterham. Welk beleg je kiest, is aan jou. Probeer ook hier wel voor de gezonde varianten te kiezen. Denk bijvoorbeeld aan smeerkaas speciaal voor kinderen met minder zout. Bedenk je daarnaast ook dat hartig beleg niet per se gezonder is dan zoet beleg. Een reden om wel voor hartig beleg te kiezen, is om je kind te laten wennen aan de hartige smaak.
Dan de hoeveelheid eten. Een voedingsdeskundige hoorde ik ooit zeggen: jij bepaalt wat je kind eet, je kind bepaalt hoeveel hij eet. Hier ben ik het niet helemaal mee eens. Hierboven hebben we al gelezen dat een kind zelf ook heel goed kan kiezen wat hij wil eten. Uiteraard geef je hem een keuze uit een paar dingen die jij van te voren bepaalt. Maar, ook de hoeveelheid volledig door je kind laten bepalen, lijkt mij, pedagogisch gezien, niet altijd verstandig.
Laat ik voorop stellen dat ik er absoluut geen voorstander van ben om een strijd aan te gaan als het het eten en drinken betreft. Wel kun je als opvoeder het eten stimuleren én daarnaast bepalen wat een kind minimaal van jou moet eten. Een kind kan nu eenmaal niet leven op een halve boterham per dag. Eet je kind slecht? Probeer dan vooral de oorzaak hiervan te achterhalen. Het ene kind zal meer trek hebben dan het andere, maar vaak heeft slecht eten niet te maken met weinig trek. Zo kan het een machtsstrijd worden. Je kind merkt dat hij zelf kan en mag bepalen, dus doet hij dat ook met eten. Wat als ik gewoon niks eet? Ook hier mogen grenzen gesteld worden. Veel woorden zou ik er echter niet aan vuilmaken. Laat het duidelijk zijn wat je minimaal van je kind verwacht. Eet hij niet? Laat je kind dan niet eindeloos aan tafel zitten. Stel een compromis: 'Ik wil dat je dit nog eet, de rest gooi ik weg.' Meestal lost dit de situatie vrij snel op, maar houd jij wel de touwtjes in handen. Maak je daarbij geen zorgen dat je kind een keer weinig eet. Als hij trek heeft, gaat hij echt wel eten.
Maar, mocht slecht eten zich herhaaldelijk voordoen, dan kunnen er ook andere dingen aan de hand zijn. Roept het eetmoment misschien negatieve associaties op bij je kind? Wellicht is er een keer ruzie geweest aan tafel? Misschien krijgt het kind wel helemaal geen keuzes en moet hij vanalles. Ook dit kan een reden zijn om slechter te gaan eten.
Slecht en vooral helemaal niet eten, is voor je jonge kind veelal een manier om zijn ongenoegen te uiten over iets. Dit is namelijk zijn enige middel om een echt verontrustend signaal af te geven. Probeer daarom altijd te kijken naar de oorzaak van het slechte eetgedrag van je kind.

Warm eten
Aparte aandacht wil ik hier besteden aan het warm eten. Vaak levert het warm eten namelijk de grootste strijd op. Groenten worden niet lekker gevonden, aardappels willen kinderen enkel met appelmoes en het enige wat er nog een beetje ingaat is pasta zonder saus. Klinkt dit bekend?
Allereerst: met groentehapjes introduceer je verschillende groenten bij je kind. Schroom hier niet om de meest uiteenlopende groenten en vooral smaken te gebruiken. Vaak gaan de groentehapjes er namelijk nog wél goed in. De groentehapjes kunnen langzaam over gaan in iets minder fijne hapjes en uiteindelijk stukjes rauwkost. Op het kinderdagverblijf bieden wij kinderen rond een uur of 15.00 elke dag rauwe paprika, wortel, komkommer en tomaat aan. In het begin misschien even wennen, maar door mee te eten en aan te geven dat het heel lekker is, eten alle kinderen nu met veel plezier deze groenten.
Daarnaast is de gouden tip (wat mij betreft) je kind betrekken bij het hele proces. Van keuzes maken, boodschappen doen en bereiden tot het opscheppen aan tafel. Ik begrijp dat dit niet altijd kan en dat hoeft ook zeker niet. Maar, door je kind het gevoel te geven dat je het samen doet, wordt het eten een leuke activiteit waar hij verantwoordelijkheid bij voelt. Als hij zelf heeft mogen kiezen dat hij bloemkool wil eten, dit zelf in de winkel heeft mogen pakken en thuis heeft gezien wat er nu eigenlijk met die bloemkool gebeurt, wordt het hele proces een stuk transparanter. Bovendien kan je kind trots vertellen aan tafel dat hij mama of papa heeft mogen helpen en wordt het opeten natuurlijk ook een stuk leuker. En dit geldt uiteraard niet alleen voor groenten, maar ook voor al het andere voedsel dat 's avonds op tafel komt te staan.
Verder is het (zoals ik het heb ervaren) verschrikkelijke 'je moet het leren eten' helaas wel waar. Kinderen moeten leren wennen aan de smaak bitter. En veel groente is helaas bitter. Kinderen hebben niet voor niets een natuurlijke voorkeur voor zoet. Dit omdat de smaak bitter nog veel intenser overkomt op een kind. De smaakpapillen zijn nog niet zo ontwikkeld als bij een volwassene. Weet dit, maar maak er geen vast 'riedeltje' van. Sommige dingen vindt je kind nu eenmaal niet lekker en dat mag best. Jij lust immers ook niet alles. Als je kind ouder is (basisschoolleeftijd) kun je afspreken dat het één of twee groentes uit mag kiezen dat hij echt niet lust en die hoeft hij dan bijvoorbeeld niet te eten.
Ook kun je een nieuwe groente introduceren door een 'probeerbordje' op tafel te zetten. Eet je voor het eerst spruitjes? Zet dan een bordje met een paar spruitjes op tafel waar je kind aan mag zitten, in mag knijpen, aan mag ruiken, enz. Iets in je mond stoppen wat je nog helemaal niet kent, is soms best een hele opgave. Door er eerst achter te komen wat de structuur is, hoe het er van binnen uitziet en hoe het ruikt, is de stap naar proeven en opeten een stuk kleiner.
Tot slot zijn er ontzettend veel hele leuke recepten om groente en ander voedsel te bereiden op zo'n manier dat het voor kinderen een stuk makkelijker wordt om te eten. Bepaalde smaken toevoegen of het leuk presenteren zijn veel gebruikte trucjes in de meeste kookboeken.

Tot slot, de 'trucjes' op een rij
- Stimuleer een ritme door het voeden wat uit te stellen.
- Gebruik eventueel een speciale fles als je overstapt van voeden aan de borst naar voeden uit de fles.
- Zorg voor rust, veiligheid en intimiteit tijdens het voeden.
- Laat je baby je vinger vasthouden tijdens het voeden.
- Aai je baby zachtjes over zijn wang tijdens het voeden.
- Wieg zachtjes heen en weer tijdens het voeden.
- Biedt eten speels aan en dwing niet.
- Biedt fruit- en groentehapjes op vaste, logische tijden aan.
- Biedt water en thee veel aan.
- Doe eventueel een schepje kunstvoeding door de thee.
- Eet samen met je kind.
- Probeer bij slecht of niet eten te achterhalen hoe dit komt.
- Maak geen strijd van het eten, maar stel een compromis.
- Geef je kind rauwkost (bij slecht eten van warme groenten).
- Betrek je kind bij het hele proces van eten (boodschappen doen, bereiden, etc.) en geef hem keuzes.
- Je kind kan niet alles lekker vinden, maar moet veel wel leren eten.
- Zet een 'probeerbordje' op tafel bij het introduceren van een nieuwe groente.
- Zoek naar leuke gezonde recepten voor kinderen.

Wil je dat ik een keer bij jou thuis kom om je hierbij te coachen? Dat kan! Kijk op www.parentingcompany.nl!